Daddy’s Girl Too, 2001, bewerkte foto
Kindhoogte
In wezen maken we vaak een portret van ons verlangen.
Het gemiste krijgt zo even zijn beeld. Er verschijnt iets wat
we willen zien. Soms zien we een denkbeeldig einde van de
wereld: de horizon. We lopen er op af voor een groet en een
vraag. Alles op ooghoogte natuurlijk. Je groeit met je vraag
mee.
We staan stil bij een toekomstig einde en wie weet is er echt
meer tussen hemel en aarde en zijn het de vrije vogels die
ons alvast begroeten.
Is die zekere grauwe grijsheid rondom een zekere restwaarde
van alle onduidelijkheden?
Er heerst een verwaaide mist in een groot vermoeden.
Vroeger was het toegestaan schimmen te zien. Meestal waren
het kleine witte vrouwtjes. Vaak wakend bij bronnen. Men be-
weert dat het oude wezens zijn die dolend terugkeren op de
aarde.
Hier op het platte zand verstuiven alle tekens. Zelfs de horizon
verdwijnt tenslotte totaal, weggelekt als de ondergaande zon.
Ik loop alleen terug naar Veronica en droog na een bad mijn
zilte, natte kop. Voel me klein.
Op de handdoek verschijnt een afdruk van een kinderkop.
Veronica = vera icon = het ware beeld en dat ben ik.
Nou ja ik, de altijd aanwezige ik van mijn kindertijd dan.