Suzanne, 2014, computertekening
Maannacht
Zelfs in een tuin vol puin mag het hart niet hard zijn.
Geef de stenen alle tijd, terwijl elke gedachte een aanblik is. Een
aandenken nadert. Je ontwakende ogen mogen nu genieten.
En als de handen open gaan bij volle maan, drijven zij een bloem
naar de dag. Dat is ook zo’n mooi, lang moment. Het is zichtbaar
voor de geletterde nacht.
In de diepte en onder grote zwijgzaamheid rusten je overbodige
ogen uit. Daar is de nacht voor. Als het stijfsterre licht schijnt, dan
verheft de ronde maan zich. Je zou nu kunnen gaan liggen op de
nacht. De nacht is zo dik dat je er om moet lachen. Niet hardop,
maar voorzichtig, tevreden binnensmonds. Grote geluiden zijn voor
de lichte dag. Het bijna zonnige gezicht van de verschrikte sterren
laat zich opnieuw kussen door de maan.
En als de zon weer gaat schijnen ruik ik de sterren nog steeds.
Het kan ook zijn dat dat door een meisje komt, zij heeft bloemen
rondom de mond. Zij is nog jong en weet niets van een oud
verhaal. Haar bliksem moet nog uitzweten.