Niet mijzelf, 2015, computertekening
Hoofd
Hij was een droommens, een doler. De werkelijke werkelijkheid
was hem niet groot genoeg. Veel te saai.
En als hij geen droommens was, was hij vaak een engel in verval.
Zijn overbeladen kop verbleekte vaalwit door oplopende inspanning.
De afgrond voelde niet alleen dichtbij, maar wàs ook dichtbij.
Best eng.
Daarbij hingen de wolken als wolven boven de gebraden bergen.
Je moest echt leeuwenogen hebben om niet stekeblind te worden
door het lage, valse gebedelde licht. Onafwendbare orkanen hoorde
je verbazingwekkend snel aanvliegen. Dan is er echt geen tijd voor
geneugten in de toekomst. Je staat op springen en je slechtste masker
jubelt in extase.
Op zo’n moment wilde hij zich het liefst in laten sneeuwen. Al was het
alleen maar om wat af te koelen. Waarschijnlijk zou zijn overproductie
aan koel koud wit de verse sneeuw laten smelten om vervolgens als
roofzuchtige rivieren de aarde kaal te spoelen.
Zijn leven was best zwaar, tenminste zo zag hij het zelf.
Anderen vonden hem meer een weerzinwekkende vlinder zonder
vastigheid en lieten, waar mogelijk, hun baard groeien. Zo dachten
ze hun stemband uit te wissen.
Een mottige spiegel wist wel beter.