Nachthond (Tjoepie), 1997, tekening, 50 x 50 cm
Voorbij
Dit vertelde ik lang geleden aan mijn hond:
Meer dan dertig jaar geleden, op een dag als deze, ging ik fietsen
met ene H.
Ik was verliefd en wist niet hoe ik daar mee om moest gaan.
Uiteindelijk lagen we op een begroeide zandrug, zonder te praten.
We waren moe of deden alsof. Ik kreeg de zenuwen en mijn hart
vloog er bijna uit. We raakten elkaar (nog net) niet aan.
De meeste woorden bleven toegedekt of draaiden zich nog eens
om in een bedje van zachtjes mmm.
Toen heb ik de echte stilte gehoord.
Oorverdovend. Het was het hardste lawaai wat ik ooit meemaakte.
Ik dacht nog: open je armen, besta voor mijn part, maar mocht niet
verwachten dat zij hetzelfde zou denken en dan ook nog eens doen.
Waarschijnlijk sloeg ik ergens een symbool over. Er gebeurde niets.
Zij speelde de grote onschuld, in haar bloemetjesjurk, maar ik zag
wel degelijk haar boezem te snel op en neer gaan.
We ademden de koudste gedachte blijkbaar, we schuurden de lucht
met onze longen tot ijskristal.
Tenslotte: zogenaamd wakker worden, dan maar weer verder op
de fiets.
Met een hoek van negentig graden bulderen we de stenen van de
oude klinkerstraat. We zijn niet langer broos. Onze gedachten denken.
We leven nog steeds.
Kusje erop en zand er over.