Bespiegeling, 2013, computertekening
Tekenen van grijs gedraaid geluk
Tekenen beschouw ik als het meest hartstochtelijk werk wat bestaat.
Werken aan een tekening of schilderij, hoe groot of klein ook, brengt
mij in een staat van groot geluk. Dan ben ik helemaal totaal één met
mijzelf.
Bij schilderen is het meer een logisch verlengstuk; ook mooi.
Werken aan een tekening grenst aan een waanzinnige euforie.
Alle vermoeidheid of somberste somberden lossen als sneeuw voor
de zon op. Er zijn ineens geen tegengangers meer. Je bent totaal
koning in je mini-mono-rijk.
Tekenen is een staat bereiken waarin alles monistisch wordt, alles
vloeit voort uit een verschijnsel, in dit geval mijn complexe geest.
Het is een heerlijk gevoel, een besef van grote eenheid, rust.
Als tekenaar ben je je eigen God of grote goedheid.
Waarom is de geest van de tekenaar zo complex zul je je misschien
afvragen? Dat komt omdat hij mens is, dieren doen niet zo.
Als ik teken denk ik niet aan de beschouwer, die is op dat moment
een imaginair persoon, ik denk ook niet aan mezelf, want op dat
moment ben ik misschien ook wel een imaginair persoon. Ik doe
en dat is voldoende. Dat is het mooie van het gevoel van trance of
extase.
Tijdens het tekenen schep je een ander ego. Je bent een bewuste
geest geworden, een kern waaruit alles voortvloeit.
Wat precies die kern is en waar die ligt hoef je niet te weten, dat is
iets voor zoekende kunstvorsers (vermomde psychoanalytici).
Mijn eigen web bestaat uit mijn geheugen en bewustzijn.
Ergens blijft nu het woordje mededogen hangen. Ik weet niet precies
waarom.
Men zal het mij vast binnenkort gaan vertellen, vermoed ik.