Maanvrouw, 2015, computertekening
Nachtmist
Van ver bekeken was ze mooi. Ze verschijnt onschuldig met een
vergulde neus. Is geduldig als de nacht.
Een schimmige nachtwaker bloost zich een leven door zich met
de sterren te meten. De maan verdrijft de stad voor een tijdje, zij
is moe. Om de hoek waait een verloren wind, het dak van het huis
kraakt kouwelijk.
De maan had zich voor altijd in haar huid vastgezet. Een klein
stukje van haar neus bleef geel. Niets hielp om het te verwijderen.
Zelfs de nachtmist of de ochtenddauw lieten het afweten. Ze bleef
plaatselijk een tikje geel. Heel vreemd.
Overdag wreef ze haar ogen uit haar bril, ook dat hielp niet.
Ze droomde van een nachtuniform. Een strelend uniform.
Het ontwapende geluk zou daarna haar weg vinden. Echter, een
honderdarmig monster hield het tegen. Tenminste zo voelde ze het.
Toen ze later werd uitgescholden voor Maanvrouw was de nacht
helemaal zwart. Ze moest aanvaarden dat ze de dingen niet kon
dwingen. Ook niet bij volle maan. Ze moest geen trede hoger klim-
men dan ze kon.
Uiteindelijk:
Verdeelde ze de seizoenen over haar vaste speelplaatsen.
Het geel van de neus ging geleidelijk weg.
Alles is een kwestie van geduld.