Stoornis, 2015, bewerkte foto
Angstgevoel
De tijd, een minuut langer of nog korter, die gewonnen is op de
angst, laat het wanhoopgezicht verdwijnen. Het geleende masker
kan nu wel weg, alles is weer zo goed als normaal.
Je kunt in je angst van alle kanten omringd worden door beelden
die voortdurend bewegen, waardoor je ogen worden opgedeeld tot
je er scheel van kijkt. Je twee tastende handen, je twee schuifelende
voeten, maakt je hoofd zwaaiend. Het grote, zwarte gat ligt open.
Bij dit soort gebeurtenissen moet ik altijd denken aan een ietwat
belegen woord: onheil. Zoiets als een zin: en toen geschiedde het
onheil. Heel dramatisch. Het onheil is de mogelijkheid van de dood
voelen. Alles gaat door, jij niet. Jij gaat naar de dood zonder einde
en dan heb je het gehad. Je bent en blijft ineens geschiedenis.
Dan is het een geschenk als je de dood ontsluit. Dan ben je weer in
de ruimte van de wereld. Dan zit je weer in je eigen oneindige water-
val van aanwezigheid.
Ik trok mezelf naar een onzichtbaar punt. Het was een uniek punt,
waar al het aanwezige veranderde in een zuiver zijn. Een afwezige
vreemdheid was het gevolg. Wel zo aangenaam. Ergens had ik mijn
gezicht verschoven of was er iets groters dan mijn hoofd verdwenen.
Het is geruststellend dat je er weer bent en verder kunt.
Na de leegte van het verdwijnen is er weer de aaneenschakeling van
de momenten.
Het vermogen om te zijn leeft. Ik kan weer wild denken.