Mystica, 2011, bewerkte foto
Dove orakelman
Hij kiest zijn vrienden maar al te goed. Zijn koeien zijn voor altijd
gevoerd en gemolken, hun zwellende uiers worden zienderogen
wolkenkrabbers.
Soms heeft hij spijt van zijn kinderloos kraambed en krijst hij als
duizend ooievaars. Dit laatste altijd op slechte dagen, vooral als de
dag met een d begint is het vaak mis.
Die vroegere vrienden hebben een gat gehakt in de muur waar hij
binnenkort doorheen moet sluipen. Tegen heug en meug, zeiden ze
daarbij. Hij moet het zien als een uitdaging.
Maar hij wil niet. Hij blijft dansen en springen in verkozen stilte.
In het diepst van zijn zijn is hij doof en sprakeloos. Hij ziet het piep-
kleine vlekje van zijn ziel niet, want hij is blind en denkt dat hij nog
kan dansen op zijn vermorzelde, verpletterde knieschijven. Zelfs als
zijn karkas is uitgevaren en als de golven rondom schreeuwen hoort
hij helemaal niets.
Deze dove man zegt nooit foei, bah nee, hij fluit liever een dun deuntje
van Chopin. Hij is nu eenmaal van het uitstervende soort. Alles gutst
en raast door zijn vuile vingertoppen.
Zijn huis staat nu op instorten, door die hakkende vrienden. Zijn
hersenen draaien in een onontwarbare wereld. Hij stinkt. Zijn onder-
broek kleeft aan zijn billen. Hij is een veelvoud van vunzig.
Slecht een enkele druppel van een verre oceaan kan hem nog wat
hoop geven.
Hij zegt dat de wereld dom is geworden sinds de uitvinding van het
wiel.
Daar zit wat in.