De foto, 2015. bewerkte foto
Toen is ooit
Hij had een goede afspraak met de fotograaf. De sessie zou gebeuren
in de vroege ochtend en aangezien ik geen weerstand bood zou hij
voor de koffie zorgen.
Uiteraard mocht niemand het weten, hij was niet ijdel en ook niet
bang voor de dood. Hij aanvaardde het leven zoals het kwam, was
zijn eigen amor fati.
Om hem zo weinig mogelijk lastig te vallen had de fotograaf gezorgd
voor weinig licht. Dat zou het licht wat uit zijn felle ogen halen en hij
gaf hem daarin groot gelijk. Van nature liep hij niet met geslepen
messen.
Hij bleef in de stilte zitten, de stoel zat niet prettig, was koud, houtig.
Vreemde gedachten flitsten door zijn hoofd: hij wilde ontvleesd worden.
Dan zou hij slechts een schaduw van zichzelf zijn. Zijn levend iets
hield hem tegen. Er zat niets anders op dan je overgeven aan de
grote, ervaren fotoman, hij wist tenslotte wat hij deed. Dus ging hij
maar glunderen. Glunderen van voldoening geeft de verwarring geen
kans.
Later, veel later, zaten de nazaten oude foto’s te bekijken.
Nalatenschap.
Het slot van de jaren was geforceerd, door de jaren versleten.
Niemand kende nog namen. Soms werd een kop gezocht voor een lijf.
Niets bleek te passen. De dood had alles verwisseld of meegenomen.
Men vergeleek en huiverde. Ronddartelende stuipen grapten hun weg.
Wat voor de eeuwigheid in een ochtend was gevangen was oncontroleer-
baar of woordeloos geworden.
Vergetelheid is hier op zijn plaats.