Saturdaygirl, 2006, tekening, 50 x 65 cm
Het strand
Waarom kon ze niet aan haar wonden ontspringen?
Waarom kon ze niets vergeten?
Waarom stond alles in het teken van de zee?
Omdat ze te vaak in het levende water had gebeden. Dat is geen
goede plek. Voor je het weet slaap je tussen de woeste golven of
vreten gulzige vissen aan je tenen.
Beter kan je zo snel mogelijk stralend op het strand staan, je haar
opsteken en snel vertrekken voor dat de sterke regen gaat vallen.
In het begin zong ze nog wel eens zonder afgunst en was haar
wandeling licht en luchtig, maar ineens penseelde een fluisterende
penseel haar hijgende huid. Het maakte haar heldere mond donker.
Spiegels hadden toen haar glimlach opgegeten en poorten gebouwd
op geheime gebaren. Contacten werden niet meer gemaakt.
Een zware, zwarte schedel lag op het strand. Hij luisterde aan de
vloedlijn en hoorde een oor blaffen. Het oor raasde door de verdwe-
nen haren heen en omdat hij het voorhoofd niet meer kon fronsen
zadelde hij zijn kaken en sprak:
Vanavond zal ik opgaan en ondergaan en je mooie marmeren mond
en daartussen kussen.
Ze wist niet wat de schedel precies bedoelde, maar kwam ’s avonds
terug op die plek, zocht de donkere kop. Toen nam de zee haar. Ze
was zeventien en zaterdagavondmeisje.