Buurman, 2015, boek 113, pagina 37
Voet voor voet
Het wankel evenwicht dat de voeten opvoeren wordt met keel en
tong aangevuurd. Men zingt het hart uit de keel, vergeet het leed
en pakt de lust. Ontroering volgt.
Hier en daar kleeft de echo van een leeg leven nog, maar men
geeft die klank geen aandacht. Men is één met het bovenaardse.
En als het applaus aanzwelt en sommigen buitensporigheden gooien,
weet men nog van de duizend duizelige voetpassen.
Alle tenen zijn weggedacht uit het voetpaleis, de drager is geplet
plat. Puur uit speelse mateloosheid! Het wordt nu tijd om piepende
wielen te zoeken.
Als het glas moe is en de stoelen gekromd achter blijven, dan is
het druk bij de spiegels. Elke spiegel heeft zijn eigen portret.
Gordijnen zakken plotseling ineen. Een verdwaalde dolk kan nu zo
maar in een passerende rug vallen. Opletten!
Even later is de borst van de buurman te benauwd om aan te horen,
het lijkt wel of het lege peperzakje is opgeblazen. Bij het vallen blijkt
de hardste hardstenen trap iets te hard.
Langs de onstandvastige zekerheid is ineens het einde daar.
Iemand trekt even zijn been recht.