Park, 2013, computertekening
Leestuin
De nacht laat alles verdwijnen, al het zwart slikt het licht in.
Ze opent haar zwarte ogen, hoewel het laatste plezier nog niet is
beleefd. De zon gaat fraai onder. Heel even lijkt het alsof iemand
deze zon, rood en groot van ergernis, aan touwtjes naar onderen
trekt.
Broze sidder zon. Kwade koude nacht.
Dit is het tijdstip waarop de wereld om je heen veranderd, een mooi
moment om te gaan lezen. Het boek wordt al snel gewisseld van frisse
lentetuin naar zomers park. Je leest verblind, je bent bekeerd tot het
vertrouwde vreemde. Dat blijkt uit je kunnen verplaatsen in het
oneindige.
Grote, nee verhoogde gevoeligheden, spreken luidop in je oor.
Oppervlakkigheid is weggemaaid en in bonte kleuren omgezet.
Het hoofd heeft zich vol gevuld met lezen en leven. Een wereld
van eeuwen komt te voorschijn en blijkt ineens rekbaar, tijdloos.
Dit is de juiste leestijd op de juiste plaats. Ik lees Vestdijk:
het kind en ik
ik zou een dag uit vissen,
ik voelde me moedeloos.
ik maakte tussen de lissen
met de hand een wak in het kroos.