Wandeling, 2015, bewerkte foto
Ooit
Ik zag mijzelf lopen in een ver ver verleden. Een bleke geest met
een donkere hoed diep op de voorhoofd. Onbescheiden zat de
schimmel diep in de lucht. Wat ik dacht? Dat pijn geen getal heeft.
Herinneringen zijn feitelijk ontstoken brillen. Je kan niet helder zien.
De scherven op het geleden vuur maken lichte duisternis.
Zulke gedachten krijg je bij langdurige regen, zoals nu. Door emoties
omstrengelde pijpenstelen brengen oude schaduwen terug. De vuile
was is niet in de kuil vergaan. De herinnering is een koppige ezel.
Wat moet je er mee?
Ik scharrel wat mompelend in het donker tegen de tafels en de
stoelen. Mijn vader is de laatste gast van alle schaduwen en stoffige
hoeken. Hij staat daar maar wat te staar staan en zegt: raak mij
niet aan als ik sterf!
Het wordt tijd voor de zon.
Ongedwongen springt het licht in mijn gezicht.