Loshandige architect, 2015, boek 113, pagina 65
Gave
Daar gaan wij, op de tast van de fantast. We gaan gewoon de diepte
in. Omdat wij dat willen. Ons gezelschap is samengesteld uit personen.
Wij moeten wel, hebben geen personeel. In de rust van afzondering
maken wij veel lawaai, soms wat tumult. Wij wenden ons af voor de
stervende wereld van gister, noemen het liefde voor het vak.
Zonder ons is het huis een haleluja-bunker, waar de mens onder een
bommenregen sterft. Wij wenden ons af van deze domme zielen.
Geheel beveiligd houden wij onze handen en ogen droog, wij wensen
te denken, te sluimeren en fluisteren het daarna anderen toe. Het is
een grote gave, zonder ons houdt de wereld op, zij woekert weg.
Dwars door de verwarringen van de waan zijn wij uw geheime dienaar
van alle eeuwigheden, wij betreden immers geen schemerland. Onze
ideeën baden in eeuwenoude rivieren en zijn vaak kilometers lang.
Wij gieten de geest uit de verstopte fles, wurgen de worm uit de slang.
Luie geesten zullen het nooit begrijpen, zij houden zichzelf liever klein
en kunnen zeker niet snel denken.
Er is van alles, maar niet op zijn plaats. Dat weten wij, dus doen we
net genoeg: nooit te weinig, nooit te veel. Alles uit de losse hand.