Dubbelbeeld, 2015, bewerkte foto
Blikken van ooit en nu
Zo zag ik, met de geur van groentesoep nog in de neusgaten,
een man met veel gezichten. Al zijn ogen keken langs mij. Iedere
verschijning bleek in zich zelf gekeerd te zijn. Het waren nacht-
beelden en die doen alleen maar iets als er een vrouw in de buurt
is en ik was een man. Vandaar mijn leeg beeld.
Ergens bekroop mij het nare gevoel dat ik deze man al kende uit
een ander tijd. Hoewel hij mij dus onbekend bleef zou ik van hem
kunnen houden. Ik voelde me dan ook wat beschaamd omdat ik
niets deed. Zelfs niet een koele begroeting, alleen maar wat kijken.
Hoe laf kan je zijn?
Ik troostte me met de gedachte dat hij ook niets deed en als we
misschien en ooit eens terug zouden komen kenden we elkaar al.
We zouden elkaar herkennen aan de stille, twijfelachtige hoop. Er
zou een zekere overeenkomst zijn.
We zouden stil staan in een onbekende baai en niet doelloos zijn.
Dan was de avond Indianred. Ieder moment zou deelbaar zijn en
ontdaan van elke wegtikkende seconde.
Zo zou dat dan zijn.
Hij zou daar zijn. Ik zou daar zijn. Jij zou er van horen.
We zouden zwijgend verder lopen in de brand van jouw afwezigheid.