Studie, 2015. bewerkte foto
De ruimte
Hij is binnengeslopen en drupt nog wat na. Bij de eerste aanblik
schrikt hij van al het licht en schaduw. Dit huis is berg en dal
tegelijk. Heel vreemd.
Eigenlijk weet je dan niet waar je bent, er is iets te veel uitzicht.
Je hoofd kan niet meer stil zijn. Je loopt in het eindeloze op een
verdwijnende weg. Je breekt bijna je richtingloze benen. Alle
nieuwsgierigheid verdrijft de weerzin. Je zweeft.
Dit huis is dicht gesmeerd met hoop en verwachting. Hier knaagt
geen enkel gat. Alles is vervlakt. Je voelt je er thuis.
Je kan niet anders dan knipogen naar deze schoonheid.
En later:
Een uitgelaten bank danst door een verlaten kamer.
Eindelijk alleen.
Een klok tikt gedwee door, zij kent de tijd en heeft geen last van
oude roestprikkels.
Het lijkt helemaal een vrolijke boel in de kamer. Zelfs de drempel is
gezegend en verheugd zich op het zien van de schoorsteen als het
weer licht is. De tafel spartelt ergens anders met de stoelen. Muren
vervellen licht, laten schilderijen branden.
Tenminste dat vermoed ik allemaal, er is nog nergens iets te zien.
Ik denk dat ik straks ga zingen, ik wil de kale ruimte vullen.
Ik ga zingen vanuit mijn diepe grond. Alle lucht zal ik uit mijn longen
blazen. Men zal mij bewonderen. De schubben en veren zullen van
ieder lijf vallen, ogen zullen gevaarlijk, feestelijk gaan fonkelen.
Voorlopig blijft het donker, de schemerlamp geeft een boosaardig
zwart licht. Het lichte licht is kennelijk verdwaald of doet een studie.