Maan, je bent hier, 2015, boek 113, pagina 61
Dieper, diepst
Een kniesoor fluisterde in het nachtvergiet: Hij was binnengeslopen
en drupte nog wat na.
Bij de eerste aanblik schrok hij wakker van het maanlicht en de lichte
schaduw. De grote, gele maan leek dichtgestreken met hoop en ver-
wachting.
Zijn nieuwsgierigheid en weerzin knaagden aan zijn geweten.
Hij was nog maar tien en zijn hoofd kon niet stilstaan. Doodlopende
wegen botsten voortdurend in zijn schedel. Iets wat hoorde te hui-
veren wenkte niettemin. Het was alsof de gedachte zelf te traag was
en nog even moest nadenken.
Zijn moeder, ook niet vies van moerassige pret, zei dat hij besmet
was met Gods Graniet. Dat sloeg in!
Hij wist niet wat dat betekende. Zeker toen niet, de waarheid en het
bedrog liegen lang bij onwetendheid. Boze tongen beweren dat de
waarheid zelfs nog kan knipogen naar een laatste schoonheid.
Het zal allemaal wel. Het is iets van vroeger.
Als iets binnensluipt en nadrukkelijk nadruppelt, dan heb je het vaak
niet eens in de gaten. Terwijl het lied van de vrijheid in je weerloos-
heid weergalmt, raak je jezelf gemakkelijk kwijt.
Hij was een afdromer, spartelend in een orkaan van borrels en bellen,
de zinloze passie vervormde het onvervulde.