Binnenpassagier, 1999, boek 65, pagina 14
Open natuur
Hij droomde van ver binnenwaartse blikken.
Het was een prettig gevoel, het was niet beklemmend.
Zwijgend liepen ze gezamenlijk over de vochtige, bemoste grond.
Ze sloegen daarbij steeds de boomwortels over, wilden niet vallen.
Het zwijgzame had geen ernstige reden, er viel gewoon niets te
zeggen. Ze kenden elkaar tenslotte ook al lang. Te lang voor het
uitvergroten van dagelijkse niemendalletjes.
Alle overpeinzingen gebeurden dus innerlijk stil.
De slanke, rijzige, bebladerde bomen leken klaar hun te kalmeren.
Zij werkten in ieder geval op zijn minst mee. Het bos is van nature
erg vriendelijk en rustig, je krijgt gratis energie.
Ze lieten beide, ieder voor zich, alles kalm op zich inwerken.
Het was een waar genot. Ze voelden zelfs een nieuw soort liefde
opbloeien. Zonder het te zeggen waren ze één, verbonden en toch
vrij.
Hij glimlachte en zijn glimlach kwam zo vrolijk op hem over dat
hij die kuste. De bladeren zagen alles en ritselden hard om deze
merkwaardige liefkozing.
Van dat lawaai werd hij wakker.
Hij deed snel het klepperende raam dicht.
Buiten ritselden de balderen. Er was een droom door gevallen.