Zwarte lente, 2015, boek 113, pagina 67
Leven
De plant had nog het meest van een levend beeld met opgeheven
hand. Je verwachtte dat in die hand kort van te voren nog een glas
bier had gezeten, nu was het meer een rug van klei.
De winter was klaar en de lente maakte korte metten met de ruimte.
Niks bleef overtollig. Het maakte hem warm. De langzame looppas
van de kou was voorbij.
Elk nieuw geschapen beeld kon gelijk zelfstandig bestaan en raakte
snel vertrouwd met de nieuwe omgeving, werd vriend. Hij glimlachte.
Hier ben ik – zei de nieuwe plant – en er is geen ander beeld van de
dood dan een levend beeld.
Stevig bleef hij staan tussen de voortrazende vluchtigheid. De natuur
heeft een sterke natuur en begrijpt een stevig lichaam, dat zowel in
je geest als in je handen thuis hoort.
Drie geheime wachtwoorden spuwden een wachtwoord na elkaar,
zodat ze gelijk konden oversteken. Het geluid van een lekke goot
tikte ritmisch zijn weg. De wind is als honingstroop tussen personen.
Hij ademde vrij.
Vissen in de vijver kwamen naar boven, zochten zuurstof.
Een ontblote borst gaf gul melk aan de maan. Dierbaar geluk.
De ongelovigen voelden de warme lucht vol angst. Hun ogen vlogen
op, vergingen tenslotte. Lente maakt blind.