Onder de brug (Basel), 1998, bewerkte foto
Hé, jij daar!
Als ik reis, begeef ik mij het liefst op straat. Meestal slenter ik maar
een beetje rond. Geef mijn ogen goed de kost, maar het blijft het
liefst doelloos. Wel noteer ik alles wat mij invalt, opvalt of ontroert.
Nog liever zit ik ergens buiten onder een brug dan ergens binnen.
Pas als het echt te heet is, zoek ik het koele rumoercafé.
Sommige cafeetjes hebben iets wat aantrekt: de voorgevel ontbreekt.
De houten schotten zijn opzij gezet, zodat je een goed overzicht hebt
op het straatbeeld of nog mooier: op een rustig plein.
Rustig vanuit je houten kont stoel, nippend aan een glaasje, zie je
de wereld in een notendop voorbij schuiven. Op dat moment is het
nergens mooier, je geniet.
Ik denk niet dat mijn observaties neutraal zijn. Er is vaak sprake van
een zekere interactie, ik zoek dat vaak op. Het is mijn tweede natuur.
Overal ter wereld waar ik me vertoon, bescheiden opgesteld of niet,
verbaas ik bewoners en passanten met mijn oplettendheid en wijzende
vinger.
Altijd wil men weten waar ik vandaan kom, waarom eigenlijk? Ze kunnen
het nooit spontaan raden. Meestal denken ze dat ik uit een buurland kom.
Die conclusie is kennelijk gebaseerd op de gedachte: kijk, hij lijkt op ons,
hij spreekt onze taal, maar toch is hij anders…
Soms denk ik wel eens dat mensen daarom van mij houden: ik lijk
te veel op iets wat ze al kennen van zichzelf.
Het wordt tijd daar iets aan te doen.