De wereld in huis, 1998, bewerkte foto
Schoonmaken
Ooit, ja oooooooiiiitt, had ik een relatie met haar.
We waren schroomvallig tot elkaar veroordeeld in de lichtste luchten.
Lieten onze waaiers openen en weer sluiten. Toen hadden we nog
ranke voeten en holle slapen en de zon, ja de zon, die hing altijd als
een zak warm zand achter het weiland en de bezoomde horizon.
De wereld was klein. Vorige zomers bleken lang, warm en gevoelig.
We praten ons los en zongen fris uit de lever, wijn vloeide ruim.
In die hemelse weelde steeg de blinde wet flinterdun als vlinders
in onze buiken, drijvend in hun eigen vet. Door de bloedstollende
scherpe kruisbessenstruiken rollebolden we zachtsluipend in onze
blinde heerlijkheid. Niks aan de hand.
Op zo’n moment is klare wijn en tintelende paardenpis hetzelfde.
Je zal het verschil niet merken door die leegzingende liefde.
Je hoofd is pas opgeruimd als de schoonmaakster arriveert en
goedemorgen, meneer mijn baasje roept.
Zij is het die de zeven emmers zweet aan het voeteneind weghaalt
en alle fladdervlinders weg zuigt. Zij is een proper realist.
En als dan ook mijn schedel helemaal geboend en geschrobd is, kan
ik weer rustig gaan zitten op het eveneens schoon gezogen bankstel.
Nu nog even wat boenwas op mijn kale hoofd, mijn geest voorzien
van verse teer, dan ben ik zo weer het heersend heertje.
Vandaag staat symbolische soep op het menu.
Ik hang al op één oor. De wereld is in huis.
De bougie, die de droommachine bedient, is in uitstekende staat.