Schildersverdriet, 2015, bewerkte foto
Eigen wil eerst
Als ie fluit, vallen zijn tanden eruit, dat is beter voor het geluid –
zong het in mijn hoofd. Ik kreeg het er niet meer uit, het was
kamerbreed gevuld.
Ik kan hartelijk lachen om zoiets onnozels, mijn lachsmid woont
om de hoek. In een geordende wereld ben je verplicht enig afstand
te nemen van al te serieuze zaken. Anders red je het niet. Jezelf
flink op de hak nemen hoort daar ook bij.
Maar als je palet je in de steek laat door niet ontvankelijk te zijn,
dan ervaar ik het als verraad. Mijn kroon verdwijnt in een treurig
bosje bloemen, mijn blijdschap verliest zijn geur. Ineens is je palet
een gevaarlijk monster, je gaat er van stinken, het rot aan jezelf.
De dichte deur is ook nog eens op slot. Geen toegang voor een
vrije muze.
Je ogen zijn dun geworden, maar je weet nog van schone tempels
waar de vloervochtigheid je doet wankelen. Pas op voor een spagaat!
Het wordt nu tijd dat we de baas te worden over het palet.
De kleuren moeten aandragen. Al het stijfzinnige gaat eraan. Al het
zwart druipt weg. Zelfs de zwaarste modderglansen willen sprankelen.
Kleuren die vruchtbaar zijn moeten oevers vinden. De ijdele roem wil
beslapen worden met het geoefende groen. Anders wordt het nooit wat.
Ook:
het palet heeft de elegantie van een wendbare kont en is gewassen
door pigment.