Nachthuis, 2015, computertekening
De terugtocht
Dat is het mooie van de nacht: nog niet weten waar je bent.
Toch ben je aan het reizen. Je beide benen bedienen de pedalen.
Je hoofd zingt een mooi Per Strada lied. Voor altijd onderweg.
Dit is mijmertijd. In de nacht rijd je je eigen platte tekening in.
Je rijdt in een anonieme eeuwigheid, die nooit kan tegenvallen.
Later, als je bent uitgereden, wordt je wakker in het schone daglicht.
De versmalde rivier verandert in goede wijn.
Een nachtelijke reis is zoiets als het ontstaan van leven: het wordt
niet gehoord, niet gezien. Je weet niet of het leeft of dood is. Alles
wat verwekt wordt is niet onmiddellijk ontdekt of is nog niet herkenbaar.
Dat weet iedere kunstenaar.
De tocht wast zich met veredelde zeep, omdat hij geen dweepzuchtige
stijfkop is.
Op die manier bestaat er geen rancune, maar alleen maar fluitend
furore. Het verdriet blijft achter in de deinende golven, terwijl je mooi
koeterwaals zingt. Je geeft jezelf lichte oorvegen om goed bij de les
te blijven. Prietpraat is voor een ander, niet voor jou.
Als fijnproever of dichter bezing je met groot genoegen de zwarte
nacht. Nooit is het te diep. Je hoorn weet zijn weg in deze grote ver-
schoning. Jouw aureool raakt het onbewaakte, schudt de kleuren van
het radeloze.
In de nacht ben je vuur op water.
Dat kan.
Het houdt de bron schoon, voor later.