Klets, 2000, boek 75, pagina 48
Het gesprek
Om de zoveelĀ tijd, laten we zeggen twee, drie keer per maand,
krijgt een jongeman bepaalde telefoontjes. Mogelijk zijn ze niet
voor hem bestemd,het zijn vreemde gesprekken. Hij wordt er soms
opgewonden, soms neerslachtig van. Raakt van slag.
De verschillende stemmen aan de andere kant van de lijn dringen
zijn stil leven binnen met voorstellingen waar hij geen enkel
affiniteit mee heeft.
Vaak wordt hij verzocht een moord te plegen op die en die, die daar
en daar woont. Dat geeft een ongemakkelijk gevoel.
Ook bieden dames zich aan die niet meer zijn dan een warm lijk.
Hij hoort alles gespannen en vol afschuw aan en zou er gegarandeerd
syfilis van krijgen als hij er op in zou gaan (als straf van zijn
fysieke medeplichtigheid).
Vreemd verhaal zal je zeggen, maar die provocaties gingen gewoon
door.
Soms moest hij naar een plein gaan om daar iemand te treffen.
Die kwam natuurlijk nooit opdraven, maar hij kon de telefonische
dictaatles niet de baas.
Nee zeggen was geen enkele optie.
Zo werd hij vanzelf een dolende grijsaard, die in eigen hallucinatie
geloofde.
Zijn herinneringen raakten ervan in de war.
De stem aan de andere kant van de lijn bleef etterig doorzingen.