Dom moment, 2015, computertekening
Onrust, rust
Het razende wiel in het oor maakt haar wat van streek. De
lange jabroer eist zijn tol. Even lijkt het te wemelen van
elastieken halzen, maar dat gaat gelukkig snel over.
Zij springt op naar een nieuwe maan. Haar kokende hand raakt
het snel even aan (tenminste in de koninklijke roos van haar
verbeelding).
Als kind had zij al last van een te grote fantasie. Het was haar
onbegrepen onrust. Zij smoorde zo al het akelige alarm.
Anderen noemden haar een zacht fluitende flapuit, wat zij op
haar beurt een eer vond, zij was tenslotte muzikaal.
Hoe dan ook, zijn kolkende brein werkte altijd op volle toeren.
Op die manier word je behoorlijk oud en niet voorgoed vergeten,
scheen zij nu al te weten.
Geen dood doet haar schrikken, zij heeft toch veel te veel
kleur voor die lege brokken. Haar hartstocht doet menigeen
behoorlijk schrikken. Men is te gauw jaloers en groen.
Op andere tijden zingt zij soms als robot een verlossend lied.
Dat wordt op prijs gesteld, men hoort wel duizend zingende
violen uit haar keel komen. Ieder gat wordt mooi dichtgeknepen
door de mooie, gevoelige klanken. Onder de ruisende kruin van
het geheugen wordt alles opgeslagen.
In iedere stoffige bovenkamer wordt een souvenir een relikwie.
Uiteindelijk, als haar gelaat alleen nog maar een kamerplant vol
lijnen is, ontkleurt alles tot het grijs van een verlaten wrak.
Achter haar bleke oogkleppen kleppen de noodklokken al.
Alles eindigt tenslotte, al wordt je nog zo oud.
Tussen de blozende dovemansoren ligt veel herinnering.