Donker werk, 2016, computertekening
De nacht geeft af
Iemand was onvindbaar, door de nacht.
Aan alle zijden zag ik bukkende struiken, onrustige takken. Ik lette
meer op mijn spiegelbeeld, ik wilde vinden wat ik zocht. Tenslotte,
toen de laatste kaars bijna doofde, zag ik hem, vlakbij de toegangs-
deur. Ik had hem gevonden!
De kou sloeg me om het hart, wat een wilde ogen zag ik. Mijn hand
greep in de zwarte leegte, maar kwam niets tegen. Wat ik zonet zag
was gewoon verdwenen. Een kort ogenblik stond ik verstijfd op de
grond. Mijn voeten waren op slot. Stel dat ik gek was geworden!
Alles was mogelijk tenslotte.
In mijn opwinding en gejaagdheid vergat ik bijna te ademhalen.
Ik durfde mij niet te verroeren. Vastgenageld staan duurt eeuwen.
Het duurde een tijdje tot ik door kreeg dat de zwarte nacht afgaf,
alles kreeg dezelfde diepe kleur, waardoor je niets meer zag. Vormen
werden volkomen nutteloos, zonder woorden.
Ik bleef mijn eigen middelpunt.
Kon nog veel leren.
Was dit een labyrint?
Het nachtelijk doolhof nam ongekende vormen aan. Oorzaak en gevolg
waren één geworden. In de gekregen angst sperde ik mijn ogen wijd
open en zag hoe het zwarte duister zich langzaam in draaiende bewe-
ging zette.
Een duizeling zoog mij weg.