Vinger aan de pols, 2016, boek 114, pagina 41
Vlek of klop
De tijd is een soort vieze vlek, die best een gezicht kan zijn.
Zorg dat je tussen het vlakgum zit, dan kan je niks gebeuren.
Zorg ook dat je vette ogen goed open staan, aan vage ogen heb
je niets, die wonen bij voorkeur in slaperige woningen (dat vinden
ze lollig).
In het teken van de vlek voel ik de kloppende pols.
Die mag niet vervagen of te veel versnellen. Dat geeft verwarring
en in het ergste geval zelfs een zekere dood. Op verwarring door
breien brengt meestal weinig goeds, sla liever af en denk in een
andere richting door.
Zo kan je de aarde verschuiven met een beetje wil.
Sommige mensen blijven wonen in het hersenwerk van de vlek.
Ik heb daar niets mee, ik val dan stil. Mijn raderen draaien anders.
Mijn ooit gesmaakte herinneringen zorgen er voor dat er geen
vlek komt. Laat staan stof. Geen tijd voor!
Een jaar geleden had de vlek mij toch te pakken en werd ik een klein
dier, blies mezelf dik op in doodsnood. Er werd gesleuteld en gedraaid.
Een herstart klapte me weer in het goede ritme.
Ik was weer samengevat. Pufte nog wat maanden na.
Nu ken ik mijn plaats in het vechtende nu.