Nu, 2016, computertekening
Vertakking
Het nu is een bootje aan de kade van een heldere zee.
Het drijft op niets, tot de bodem haar vindt.
Het niets is een raadsel, een brutaaltje van opgewreven hoogglans.
Het niets schommelt aan een gespannen lijntje, wappert haar eigen
weg als het kan. Het draagt de bloesems en de vruchten van alle
vertakkingen, is eigenlijk stam.
Ik ben er bij geweest om te zien dat je kunt zien, maar ik herinner
me die scene niet. Mijn jeugdige ik omsluit me. Ik zal spoedig los
raken van het wonder.
Ik kijk om me heen en zie het nu. Het is geen wonder, het is alleen nu.
Met die nieuwe waarheid bij mij wacht ik op jou. Ik wil van mij naar
jou, en andersom, doen. Wacht ik kom wel naar jou toe.
Ik druk met een lichte last met mijn vingertoppen naar mijn kennis
en voel je smalle schouders al. Volgetast in het donker weet ik veel.
Ik ben niet achterlijk.
Mijn welbespraakte zinnen wervelen meanderend door de lucht. Je
negeert het met een opgestoken vinger in mijn richting en zegt:
Meneer, bent u getrouwd?
Ik was zo vastberaden, dat ik nu vergeten ben wat ik verder deed.