Half blind, 1982-2016, bewerkte foto
Onschuld
Het is winter. De sneeuw is onder mijn voeten. Het lopen wordt
moeilijker. Onder mijn jas dringt de kou langzaam door, knieën, dijen
worden steenkoud. Verraderlijke oostelijke windstoten maken het af.
Mijn gezicht staat in de stand van de vragende blik, ik wil snel naar
binnen, waar dan ook. Een verlaten, leeg huis brengt uitkomst en
beschutting.
Aan de wand hangt een achtergelaten portret, net mooi belicht door
het witte winterlicht. Ik zie gelijkenis met mijzelf, maar dan toch weer
anders. Het is een soort afscheidsportret van het zien, het
laatste licht. Ik voel mijn glimlach komen en denk aan een ooit nogal
heftig afscheid van een vriendin. Toen was ik ook zo half blind en
erg van mezelf vervuld.
De gelijkenis houdt op en alle verdere interpretaties lijken ineens erg
ongegrond en willekeurig. Het spoor is verloren.
Nu weet ik het zeker: de gelijkenis is gewoon toeval.
Op een zeker moment lijkt alles op elkaar als je genoeg lijdt en de
mensen niet begrijpt of niet wil begrijpen.
Ik sta stil, heb mijn jas nog aan. Wat doe ik hier eigenlijk?
Schuilen voor wat? Ik kan het hoofd niet meer zien en vertrek.
Buiten heeft de sneeuw nog meer van zijn kleren er over gehangen.
De wereld ligt vol witte onschuld, je kan er sneeuwblind van worden.