Incognito, 2012, bewerkte foto
Geen roos
Zij dacht.
Een schattig jongetje keek ons aan, ik bedoel Bloemp en mij. En kijk
eens wat merkwaardig: het jongetje liep regelrecht naar het midden
van de weg, hurkte en staarde ons met zijn kraaloogjes aan.
Blijkbaar vond hij ons komisch of iets dergelijks. Hij glimlachte lief.
Bloemp was uitgedacht en zei: Jongetje van mij, hier heb je dan je
landschap! en tilde haar rok wat op. Ik begreep er niet veel van, maar
omdat het jongetje nu helemaal begon te stralen hield ik mijn mond
stijf dicht.
Vroeger had ik ook eens zoiets als kind van zes beleefd, bedacht ik.
Een klasgenootje wou genieten en omdat ze geen enkel broertje had
wou ze op onderzoek en ik was uitverkoren. Onbedorven stemde ik toe.
Na de inspectie liep ze snel weg. Ik weet niet of het tegenviel, maar ze
verdween snel en we hebben het er later nooit meer over gehad. Als ik
dit voorval aan een geliefde vertel zeggen ze vaak: wat komisch, iets
wat mij opnieuw ontgaat. Vrouwen hebben soms een heel andere kijk
op het leven blijkbaar.
Het jongetje tovert een bloem uit een gleuf in de straat, loopt naar ons
toe en geeft de bloem aan Bloemp (die eigenlijk Margriet heet). Ik vind
het vies en zeg tegen haar dat ze het niet moet aannemen want het komt
van de straat en op straat kakken paarden en honden, dus…
Zelfs al stond deze bloem midden in een koeienvlaai, dan zou ik hem nog
willen hebben – sprak ze mij tegen en pakte de bloem van het jongetje.
Op dat moment veranderde haar gezicht in iets vreemds. Er kwam veel
meer ordening in haar hoofd, zelfs zoveel dat het dwars door de huid
zichtbaar werd. Bovendien veranderde haar huid in de tederheid van een
rozenblad.
Nu zette ik het op een lopen. Als een raket ging ik er van door, wilde hier
niets mee te maken hebben. Dit was de verkeerde wereld!
Ik zei het al je moet niets van de straat oppakken, daar krijg je alleen
maar ellende van.