Zondagschilder, 2016, bewerkte foto
Die dag
Ik barst van het leven. Ik zou vuurwerk moeten zijn, voel mijn
gevaarlijke kracht.
Mijn arm is jouw baken.
Ik zoek het zorgzame meisje en vind een muze. Haar adem is
weelderig en helemaal voor mij. We blazen leven in elkaars mond.
Ons glinsterend lang spoor is lang omdat we warm denken.
Als we onze schouders aan elkaar zouden lijmen, dan konden we
vast samen vliegen. We zijn niet te zwaar voor de lucht en bezingen
het liefst de lente. Onze lente.
We zijn niet verbaasd over ons op hol slaan en penselen rustig door.
Dit is de dag van de zachte ogen. We beschermen ons alleen met
een dubbele rij krulwimpers tegen het scherpe woestijnzand van de
wereld.
We verliezen haar uit de naam van liefde zonder kaal te worden.
Nu barsten we samen van het leven, het lijkt wel of de zon ontploft.
Onze armen weten waar ze zijn.
Vogels zwijgen uit eerbied.
Dan schiet ik wakker. Bommen vallen als overrijp fruit.
Een tortelduif roept na de regen.
Morgen is er weer een dag. Ik ben kalm. Het is lente.