Buren, 2016, boek 114, pagina 68
Roddel
Boven op zijn werkkamer neemt hij plaats voor de monitor, waarin
B. middels de pauzetoets een eeuwig dampend kopje koffie aan zijn
mond houdt. Hij plaatst de cursor op de dubbele streepjes links
onder in het scherm van de monitor, klikt er met zijn muis op en ziet
dat K. haar gulzige dorst eindelijk lest. Haar ogen zijn daarbij even
van geluk gesloten (beeld hij zich in).
Hij kent haar act heel goed, zag het bij herhaling. Over ongeveer
twee minuten zal zij met haar rechter wijsvinger de vieze randen
van opgeklopte melk uit het kopje wegvegen. Om het vervolgens
traag en tergend langzaam met haar wulpse lippen af te likken. Haar
natte vinger gaat dan nog een keertje in het kopje rond. Schoon!
Zij is netjes en ondeugend. Dat ziet hij graag. Haar gladde tong
is goud waard.
Soms vermijdt hij het beeld, dan is het hem even te veel van het
goede of hij wil er niet meer aan herinnerd worden. Die mooie tijd
is allang voorbij. Zij woont al jaren bij iemand anders.
Dit alles volgens de buren.