Italiaan, 2016, boek 115, pagina 56
De vrije hand
Hij is Italiaan en weet niet meer wat er vooraf is gegaan.
Italianen leven in het heden.
Het zeurt al de hele dag in zijn kop.
Waarschijnlijk is er sprake geweest van wat onzekerheden.
Een onaangenaam vacuüm volgt dan snel.
Even later valt het woord ‘vergrijzing’. Een heel naar, niet passend
woord, Italianen worden nooit ouder.
Een soort oude, vage zwart-witfoto daalt op hem neer.
Thuis is nu even ver weg.
Zulke toestanden duren nooit lang. Bovendien, als dat wel het geval
zou zijn, zou je het niet eens herkennen. Zo snel passeert de tijd je.
Onverhoeds en tegelijk dient zich een groot gevoel van geluk aan.
Zoiets kan je niet van te voren bedenken.
Je zou het hoogstens misschien willen.
Een paar momenten lang kun je er even van genieten, daarna rest
alleen de herinnering, die tenslotte weer even grijs oplost in de
van ooit en te voren.
In geluk woont ook een vernielende wekker.
De tijdelijke tiktak is net kunst: het is anderen laten voelen wat
wij zelf voelen, hen bevrijden van zichzelf door hun onze eigen
persoonlijkheid aan te bieden voor hun bijzondere bevrijding.
Zoiets, maar dan heel anders, voelt hij bij het net iets te dicht
naderen. Als de verwarring en de onrust slaapt, gaat de emotie
vrij vertalen, om je een zuiver leven te geven. Het is constant op
zoek naar de verloren mooie kinderjaren.
Hij heeft de sleutel van de deur en liegt niet.