Schaamman, 2016, computertekening
Even geen gezicht
Even leek het of het licht uit zijn de ogen was gevallen, als dobbel-
stenen in de duisternis, maar toen zij beter keek zag zij dat er veel
meer aan de hand was: hij had geen compleet gezicht!
Hij zat achter een klein raam in een verduisterde kamer, zij was een
roerige, onrustige zoeker. Zo vonden zij elkaar in die stad.
Zij loerde als een koortsige doffer met een veel te warm hart. Hij
had net zijn hart in de kast gelegd, droomde verder als een koude
kleurenblinde. Bewust. Het licht kwam voorlopig niet meer in zijn
ogen.
Beide vergingen ze van de honger en dorst, maar door dat ze net te
veel dit niet en dat wel deden ontstond er nooit iets.
De meeslepende melodie werd niet gehoord, spoelde heen en weer
als eb en vloed. Daarbij kwamen ook nog de nare roddels van haar.
Zij was nog hinderlijker dan een strontvlieg.
Dan had hij liever zijn eigen solozang. Daar zat tenminste mooie
harmonie in. Deze vrouw was niet eens een gokje, zij was een tijdbom.
Dus zette hij zijn mooie gezicht uit en deed oh dolorosa, dat zou haar
wel afschrikken.