Hoekman, 2016, boek 115, pagina 53
Boze, broze man
Stel je voor dat je leven niets anders is dan een lange reeks van
zwarte woorden. Alleen jij kunt dat zien. Anderen zien juist rood
gedrukte woorden. Niemand kan ook maar iets wijzigen.
Gedane zaken blijven gedane zaken. Er is geen plaats voor vreemde
wending. Ook het gemoed kan absoluut niet kantelen.
Je bent niets anders dan een bleke geest, die lullig commentaar geeft.
Het is niet anders. Die kolossale, machtige geest heeft je te pakken.
Sla hem met een dikke stok op zijn kop! Dan spreekt hij niet meer,
dan rollen de tranen over zijn bleke wangen. Wie weet wordt die geest
daarna wel een dartel dier of een steentje in je schoen. Geesten zijn
lenig van zichzelf en kunnen alle vormen aannemen.
Het menselijk skelet telt 206 botjes, de geest bezit er geen (hij denkt
dat hij van edelmetaal is). Toch kan een mens helaas niet zonder geest.
De geest kan zoveel geschenkjes achterlaten dat de lucht er van trilt.
Hij is vooral erg actief in warme, tropische landen. Hij zingt daar graag
mee met de stampliedjes. Soms bewegen ze de tong van een boze
man. Die gaat dan als een dolle Dirk te keer. Had je nog wat? Er zit
teveel zuurstof in het bloed van die man. Zijn ogen staan veel te wild.
Hij snuit zijn neus zonder handen, praat klinkklare onzin.
Iedereen stuift zo snel mogelijk naar huis.
Alle stramheid is gelijk uit de benen.