Casa Grido, 2016, computertekening
Grijze dag
Je hebt vaak van die herfstdagen dat het licht te zwaar blijkt te
zijn. De regen geeft de duisternis een kus op de kaken.
Je oogholten kunnen het licht niet echt vinden, er hangt een dof
ijzer voor.
In die dagen schilferen de misbaksels buiten. Als bleke broden
kwamen ze ‘s morgens nog uit hun lakens, zetten zich slap in
het zadel om iets te gaan doen. Dat iets werd snel niets, want
deze misbaksels kunnen niets bakken, zij lossen op in de aan-
houdende miezerende motregen.
Daarna zijn alle praatjes en smoesjes over om plaats te maken
voor een roze belofte. In de kinderlijkste kleuren, tussen alle
kieren en speten groeit al het schoons op de verse kluiten wat
je alleen met rozenogen kunt bekijken.
Is het wel goed met je, hoor ik je nu zeggen.
Jazeker, ik staar in het water, terwijl mijn tanden schudden.
Kalk en azijn voeren kennelijk hun strijd.
Aan de andere kant voel ik me niet ongelukkig, ik zit met gemak
met mijn kartonnen rug tegen de warme cv, om maar iets te
noemen.
Nee, mij hoor je niet klagen, iedereen zou trouwens eens op
moeten houden met dat zuchten en klagen.
Mijn toereikende grond kan niet worden afgeplakt, het is te
groot. Ik ben niet gekooid, dus vrij. Het geeft me een gevoel
dat alle sterren eigenlijk alleen voor mij stralen.
Als ik loop stuift het zuiver zand uit ontzag regelrecht de
grot in. Mijn weg is altijd open.
De regen is overigens al lang gestopt, zie ik nu.
Het grijs wordt wit.