Taal

Waterman, 2010, schets

2012_waterman_schets

De niet-vriend

In de lente roepen en waaien de mensen meer dan kort daarvoor.
De stormstrakke gebaren komen pas veel later terug. Nu verheffen
alle schaduwen zich, jonge spruiten groeien zich lawaaierig wild.
Zet de kluis van je hart maar open, laat de muziek binnendringen
en mompel al het onmogelijke.
Als niets is gekomen, niets is geworden, heb je het ergens niet
goed gedaan. Dan heb je jezelf ontslagen van alle onderhoud en
drijf je weg.
Als taal niet meer dan taal is, stelt komen en gaan niets meer voor.
Met geld is dat niet te koop. Taal is geen hapje eten. Taal is meer
een soort trompet. Dichters wuiven er vriendelijk mee als zij zich
verdiepen in het mondstuk. Zij weten het omdat ze aan vele tafels
hebben gegeten. Dichters zijn mensen met de gloed van de geest.
Zij tekenen een zon in hun schaduw, hun adem is warm en hoffelijk.
Mensen als zwart fruit hebben daar niets mee.
Die kneden liever kettingen aan dichte kasten of varen met giftige
vinnen in wankele bootjes op wilde rivieren. Hun adem is van nature
zwaar, zodat ze zich ellendig voelen. Ze zijn zwart fruit en mensen
zijn per definitie anti maatjes.
Ik heb daar niets mee.
Liever ga ik verdraaglijk mooi tegen alle regels in zoeken naar de
vertedering van de hevigheid. Vaak vind ik maar een schim of een
schuifelende grijns. Ook dat is mooi als je er oog voor hebt.
En dan:
Het lukte in een tijdsprong.
Missie geslaagd.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *