Wanneer wordt het eindelijk dag?, 1993, acryl, 100 x 80 cm
Rottigheid
Lucebert zei het al: vliegen en schurken slopen het ontbijt.
Helemaal mee eens. Ik ken dat. Als kind al.
Toen zochten de half versleten moeders al stukken karton om hun
dikke kinderen te beschermen tegen het koude vocht. In diezelfde
tijd pakten gemene anderen de klaargezette boterhammen.
Al het eten was meegenomen door die brutale apen (die met hun
rode apenkonten in de wegwaaierende palmen sprongen).
Hoe kan een mens dan nog tevreden blijven?
Dikke druppels vocht vallen dan uit de kraan van je hart. Ja, hele
dikke! Ik zag het zelf!
Gelukkig was er altijd wel ergens een verstopte of gevallen boterham.
Als je eerst een stinkende wolk wegtrok vond je gelijk een snee
volkoren met flink wat pindakaas. Bovendien zijn moeders waakzamer
dan menigeen denkt.
Vaders niet, die hebben het veel te druk met het bestormen van
eigen ego-denken. Als die ooit uit hun vermolmde auto’s stappen is
het kwaad al geschied en opgelost.
En de kinderen dan?
De kinderen zien kunstzinnig door elke spleet met hun verwonderde
ogen. Zij kunnen voorlopig nog blanco zien en dat is mooi.
Heel mooi zelfs!
Het vermolmde kijken komt pas later, als ze leren rekenen.
Daar weet de sikkel maan alles van!