Spiegelbeeld, 2016, computertekening
Hoofd
Zij was een droommens, een doler. De werkelijke werkelijkheid
was haar niet groot genoeg. Veel te saai.
En als zij geen droommens was, was zij vaak een engel in verval.
Haar overbeladen kop verbleekte vaalwit door oplopende inspanning.
De afgrond voelde niet alleen dichtbij, maar wàs ook dichtbij.
Best eng.
Daarbij hingen de wolken als wolven boven de gebraden bergen.
Je moest echt leeuwenogen hebben om niet stekeblind te worden
door het lage, valse gebedelde licht. Onafwendbare orkanen hoorde
je verbazingwekkend snel aanvliegen. Dan is er echt geen tijd voor
geneugten in de toekomst. Je staat op springen en je slechtste masker
jubelt in extase.
Op zo’n moment wilde zij zich het liefst in laten sneeuwen. Al was het
alleen maar om wat af te koelen. Waarschijnlijk zou haar overproductie
aan koel koud wit de verse sneeuw laten smelten om vervolgens als
roofzuchtige rivieren de aarde kaal te spoelen.
Haar leven was best zwaar, tenminste zo zag zij het zelf.
Anderen vonden haar meer een weerzinwekkende vlinder zonder
vastigheid en lieten, waar mogelijk, hun baard groeien. Zo dachten
ze hun stemband uit te kunnen wissen.
Een mottige spiegel wist wel beter.