Nachtwitje, 2001, tekening, 50 x 65 cm
Roddel
Groot en leeg, de bomen stijf op rij, is daar het bos. Zij wacht op
de complete duisternis, als al het licht is ingepakt. Als alles zwart
is ben ik nog steeds wit, denkt ze.
Haar buikje rondt al wat, beginzwangerschap. Dag niet-weet-kindje,
zegt ze zacht en aait zachtjes over haar bolling. Zij heeft gehuild
over de goedheid van het nieuwe leven en probeerde iedere nacht
een ander leven voor te stellen. Nooit meer alleen!
En de vader?
De vader is elders.
Hij denkt met veel weemoed iedere ochtend aan de thee. Hij trekt
zijn schoenen uit, doet zijn voeten onder zijn gat.
Tussen de latten van de stoel klaagt zijn enkel, nauw bepaald. Hij
duwt het weer goed of beter en ziet in de verte een kletspraat voorbij
komen. Men roddelt door hem. Wie denkt verliest, wie doet is kwijt.
Hij wist niet dat hij droomde, hij vocht zich overal vandaan. Heel
vermoeiend. Tijd voor meer verlichting.