Droom, 2016, computertekening
Tijdelijke dingen
Van Gogh is dood. We hebben het niet kunnen voorkomen dat hij
leeft. Zijn woede, in verf verteerd, kwam door het rookgat van de
eeuw zijn volle hoofd niet uit. Daardoor brandde hij boos op en
werd het tijdelijke verruilt met het eeuwige.
De penselen voelden als bezems die uit de kast wilden. De blaren
stonden snel in zijn hand.
En wij leven nog en kraaien van plezier omdat de zwaarberookte
zonnebloemen aan de muur hangen.
Wij zagen hem nooit bloot of dood. Zijn grijze jongensoog gaf
geen enkel licht. Hij dronk te veel absint. Wie de toekomst in zijn
glas spuugt bewoont een wankel bootje in eigen tijd. Ja toch?
De krullen waren al lang uit zijn nek geaaid toen het schot viel.
Waarschijnlijk merkte hij het te laat en haalde nog net de deur
van het café.
Alles was door de tijd naar elkaar geschroefd tot in dit oog van de
storm. Zijn vrienden bleven weg omdat hij zo onhandig vrolijk kon
dicteren. Ik weet zeker dat hij nog om zijn ouders heeft geroepen.
Uit pure onthechting riep hij: Vader haal me hiervandaan, sla alles
kort en klein! Moeder kijk hoe trots ik ben!
Tenslotte vertelden bebloede scherven de rest.
Kraaien maakten de aarde donker.
Ik zit rechtop in bed. De zon schijnt zijn sterrennacht.
Intussen wacht mijn toekomst.