Jicht, 2016, schets
Jonge klap
Zijn voet klapwiekte als een donkere boom aan een bron. Het was
eigen diepe droom geworden, stond oehoe te doen in de ruimte.
Alles rondom was duister, het stokstijf leven van de pijn gaf geen
kik. De onhoorbare tijd van beelden kon zomaar beginnen.
De schrik in de haren, de klikkende wimpers, een stralend nest in
de bomen maakten schoon schip. Even pauze.
Even later tikte de waanzin onder het haastige water en punt de
oude man zijn speer. Het was zonneklaar, er moest worden gejaagd.
Op wat? Er was van het weinige zoveel, dat iedere cirkel bijna een
vierkant leek.
Toen wist hij het: hij moest jagen op de zonnige ogen, die pasten
niet in het jichtige bos. Als je op harthoogte zou spiesen dan zou het
licht snel uit de ogen doven en de kwaal zou dan vanzelf weer gaan
verdwijnen. Einde verhaal.
Zo gedacht, zo gedaan. Op die manier kwam de weg vrij naar stad
en land van geluk. Hij hoefde nooit meer in vuil water te stappen.
Werd daar heel vrolijk van.
Helder klopte hij aan in de nieuwe ruimte.
Soms moet je gewoon recht op je impulsen af gaan om iets moois
te bereiken bleek weer eens.
Soms moet je even zo hard draven dat je manen nat worden.
Stilstaan is een slechte optie. Pak de volle borst en zing.
Anders sterf je dorstig met een droge mond.