Verteller, 2016, tekening, 50 x 65 cm
Vreemde woorden
Hij bladerde wat in een zwart gekartonneerd schrift met linnen rug.
In stijve, keurige blokletters stond op het gelinieerd papier:
staand lopen
met gesloten ogen
het strottenhoofd stamelt
bewegingloos
vluchtende vliegen vonken
het bos brandt
alle kleur is weg
de natuur hoort zwart-wit te zijn
totdat de wekker rinkelt
de ware werkelijkheid
is halleluja anders
Sinds zijn tiende schreef hij alle dromen al op. Het was zijn tweede
ik geworden. Zonder dromen viel er niet te leven.
Hij tuurde net iets te lang in de spiegel. Zijn zware wenkbrauwen
gingen ervan omhoog. Opnieuw dacht hij aan zijn mooiste kindertijd,
toen alle woorden nog nieuw waren of nog niet eens bestonden.
Daardoor legde je de vreemdste verbanden.
Zo had hij wenkbrauwen altijd als wekbrauwen verstaan. Die waren
er om je na de slaap wakker te maken, ze wekten je brauwen!
Geen idee wat die brauwen eigenlijk waren. Vast iets heel nuttigs.
Morgenavond droom ik weer verder – zei hij hard op in de spiegel,
om zichzelf flink overdreven te overtuigen.
Ik verheug me nu al op alle nieuwe woorden.