Verlicht abstract, 2016, computertekening
Geduldig is het licht
Wees steeds geduldig en tevree, niet goedgelovig en gedwee, zei
mijn grootmoeder ooit. En dat doe ik dus nog steeds.
Ik vraag niet naar de dingen die bestaan, liever heb ik het schijnsel
van de schemerlamp. Daar kan je je goed aan verwarmen.
Soms is het licht zo fluisterzacht dat het lijkt of een klein vogeltje
vanaf je tong twittert. Het zijn vaak lieve, tedere woordjes. Het is
ongevaarlijk in de taal van de vloeiende straat (waar geen doden
wonen), waar de levenden onschuldig het leven aanprijzen.
Iemand zei eens tegen mij dat de tong een schiereiland was. Dat
vond ik mooi gevonden. Ik probeerde hem te overtreffen met ja,
en de mond is een openzwaaiende deur. Mijn neus is een steunbeer
voor mijn aangezicht…
Het was en bleef een grappig gesprek. Hij vervolgde: en mijn ogen
zijn schemerlampen als ik ze half dicht doe. Filterblik.
Toen pakten we onze doordeweekse agenda’s en schreven van alles
op. Tijd en taak werd genoteerd. Zo brokkelde de week af.
Een diepe, innerlijke stem maakte mij wakker en bewust.
Mijn hoopvol hoofd bleek geen zenuwpees te zijn, maar een zeer
tevreden, suizebollende villa met veel licht uit grote ramen. Mijn
hart is een vuurspuwende haard, altijd op zoek naar brandstof.
Ik bedoel maar, ik ben geen ding!
Anderen zeggen dat ik mij vul met wind ingewaaide woorden.
Ook dat is waar in alle bescheidenheid.
Je kunt beter een snotneus blijven dan er eentje hebben.
Woorden hebben onzelfstandige grenzen en zijn daarom lastig te
bewaken. Voor je het weet floept er eentje uit.
Woorden geven licht.