Indiaan, 1950, kleutertekening, 10 x 13 cm
Jonge werkelijkheid
Als vijfjarige had ik al een groot gevoel voor een mooie, diagonale
compositie, het was met de geboorte van top tot teen meegegaan.
Het is de keel van de grote zanger. Alles is gebekt is zoals het
zingt. Geen enkele dag is lichter dan mijn last. Mijn verpakking
belooft veel, mijn lust is groot.
Ooit in die tijd, toen ik dit Groot Opperhoofd tekende, was er nog
veel schaarste; er was nog veel op de bon. Papier was te duur of
was er niet, men koos voor oude rollen behang om op te werken.
Dat vond ik rampzalig, maar had geen keus.
Was ik toen een kleine brulaap met hoge koorts in die tijd?
Welnee, ik had de rechterhand goed op het hart, deed de duim af
en toe flink omhoog , gevolgd door een kleine knipoog en koos mijn
kinderlijke vormen en kleuren uit het schaarse materiaal op tafel.
Toen zat mijn hoofd niet vol turf, mijn oren waren goed schoon, mijn
kin was fraai gebogen, mijn neus stevig aangenaaid, het mooiste
weer was altijd in de zomer. Wat wil een kind dan nog meer?
Een kind wil altijd meer!! Bijvoorbeeld de glimmende lippen van de
huishoudster kussen of spugen in de open haard.
Het verlangen naar meer groeit bij de dag. Nog steeds.