Namiddag, 2016, computertekening
Vastigheid
Klauterend klampen ze zich vast aan elkaar. De gloed gloeit
in de ogen. Ze zuigen het vocht en het zout uit de lucht.
Nu is het tijd om het heerlijke leven te bezingen. Ze zijn in
priemende bloei. Sterren regenen straks uit hun kelen. De
wriemelende dood kan heel lang wachten.
Ze voelen zich veertien, maar zijn het niet.
De genegenheid verslikt zich bijna in vastigheid. Hun hoofden
zijn niet van klei of leem, zij kneden kwetter. Er is sprake van
lichte romantiek.
Als je veertien bent slobberen de sokjes in je schoenen, dan
trippel je over het grote mensentoneel of oefen je de eerste
zoen op een spiegel. Narcis blijkt koud enĀ hard. Misschien moet
je onverhoeds bloeden. Onverhoeds hoort bij veertien.
Je vader kan lief voor je zijn.
Hij is een grabbelton vol verkruimelde woorden.
Vogels gaan verschrikt in de lucht, zij hebben hun buik vol van
die man.
Dromen gaan rollen tussen de vingers. Het is stuifmeeltijd.
Je wang kan gaan kneuzen als je even niet oplet.
Engelen veranderen in schadelijke stof. Gemaakt om te voelen
vonden ze het vuur. Engelen zijn handig, het gaat kriskras en
ineens is de zomerse ridder bloedeloos, ijskoud.
Je staat rustig op en bindt je haar weer vast.
Daarna leg je je gezicht omlaag op de kam.
Je neuriet de muziek van een gestolen zon.
Je bent niet meer boos en ouder dan twintig.