De schilder, 2011, bewerkte foto
Weerspiegeling
Soms ben ik een woord, dan ben ik buitenissig.
Dan doop ik mijn dove hoofd in mijn buik en stoot mij uit. Het gat wat daardoor
ontstaat is als een lichtvlek in de ruimte. Een vlek die alles zegt waaruit ik
ben geboren. Tja, en dan zit je met een aandachtig gezicht te kijken naar de
vlechten van mijn wierook, dat snap ik.
Kijk, als dichter dring ik graag door tot de aarde. Tot in de binnenstad van een
salon ben ik meer dan een vol café, waar het kaarsvet vol langs de tafel druipt.
In mijn onderaardse jaaggangen ben ik zeker buitenissig. Als mijn besuikerde ezel
als een tijdelijke maagd stil en stoer staat te staren, dan ben ik het woord.
De lome oren luisteren graag naar mijn orakel gekakel. Zelfs de betraande bomen
van buiten wiebelen zachtjes mee. Ze herkennen mijn natuur.
Soms ben ik een woord, dan ben ik de navelbodem van de beeldenaar.
Verder rammel ik graag wat aan de zakken van de lasthebbers.