Verkleefd figuur, 2010, boek 100, pagina 30
Verschuiving
Hij was in zichzelf herrezen, als een soort nieuwe Adam. Zijn vrouw zag hem met
nieuwe ogen en al snel lagen kleren en tijd op de grond. Aan de rand van de we-
reld herrees een eeuwigheid.
Wat zij echt zo mooi vond was dat het dagdromen geen einde meer kende. Alles
leek op alles in de vochtige vormen van haar geest.
Ondertussen maakte hij nogal wat herrie. Het dierlijke in hem kwam kennelijk los.
Wanhoop, wellust en weelde werden woest. Hij was een beul in eigen gedachten
en misschien ook wel in de hare.
Pas toen de wrede wereld van de klok de uren weer aangaf doofden de vlammen.
Het kreunen, kermen, piepen, mauwen en zuchten was voorbij. De stilte werd
hoorbaar.
Verdamping is vergane glorie. De grot wordt tunnel en tenslotte sloot. Algen zijn
opnieuw haren. Zijn bulderende bas blaft niet meer. Als een kip zonder kop zijn ze
alle kleine woordjes vergeten. Wat rest zijn de brandende probeersels.
Het bed is weer een dommig ding.
Het is zondag. Tijd om een ingezonden brief te schrijven.
Niets daarvan. Alleen verkreukelde proppen vullen de prullenmand.
Hij zwijgt na deze verschuiving.
Heb het twee keer gelezen, wat een zalig verhaal 🙂
voor D.A.:
het leuke is natuurlijk dat de tijd steeds verder verschuift.
en dan is het zo weer zon(de)dag…
zeker na drie keer lezen….
J.
Cool 😉