Gemist kind, 2012, bewerkte foto
Wandeling
Geschrokken van licht en schaduw verdween het kind. Eerst was het nog na-
druipend binnengeslopen, maar toen alle hoop en alle verwachting was dicht-
gesmeerd was er geen ruimte meer voor drie personen. Voor ik er erg in had liep
ik alleen met vader door de lange straat vol plassen.
Het was stil die zondagmorgen. Wij spraken niet, wij waren bezig met onze eigen
ervaringen en dat is op zich meer dan genoeg. Vaders en zonen spreken weinig, zij
zijn te veel hetzelfde. Het hoofd staat meestal stil als een weg die doodloopt.
Daar loop ik dan onder mijn feestende hoed tussen de nog nahuilende bomen,
zou de vader kunnen denken. Daarbij vergeet hij mij en zijn verdwenen kind. Als
kind moet je vaak intomen. Daarom ben je vaak aan het dagdromen. Met
die methode kom je ver, je kweekt kleine goden die je verder kunnen helpen.
Ik liep liever niet alleen met mijn vader. Zeker niet in de regen. Langs de rand van
de afgrond zie ik het spiegelbeeld van mijn toekomst zich wazig verplaatsen in die
grote plassen. Waar blijft de nevel? Die zou ons toch mooi gaan scheiden?
Waarschijnlijk zal vader dwars door alle nevelen heen mij nog beprevelen, omdat
ik zogenaamd nog niets weet.
Nu weet ik het zeker: deze zondag is een heel oude echo.