Geschreven artikelen over/van Jan de Bruin
1995: Werkmankrant Nr.4, Galery Art Show, Groningen
Verschillende lijnen verbinden Jan de Bruin met H.N. Werkman.
Hij werd in februari 1945 geboren, Werkmans sterfjaar, en hij woonde van 1972 tot 1987 in Bakkeveen naast het kerkhof waar Werkman begraven is. Nu woont hij in Groningen op steenworp afstand van de plek waar Werkmans druksels ontstonden.
Of het toeval is laat hij in het midden, feit is dat hij zichzelf, vóór de opdracht voor een beeld, al eerder liet inspireren door de Groninger drukker/kunstenaar. Aan de muur van zijn woon en werkkamer hangt een tekening Vijf bange jaren die, wat het onderwerp betreft, verwantschap vertoont met Werkmans prent De weg terug. Bij De Bruin gaat een oude man, op de rug gezien, een onbestemde verte tegemoet. Een wandelstok biedt hem de steun die hij wellicht in het ongewisse nodig heeft. De kunstenaar verbindt zich met zijn lot door de man te omringen met gestileerde kogelgaten.
Jan de Bruin is van huis uit geen beeldhouwer. Toen hij als zeventienjarige op de kunstacademie begon ontpopte hij zich als een tekenaar en schilder, maar wel met de heimelijke wens ooit beelden te maken.
Vanaf zijn afstuderen aan de academie was het werk van Jan de Bruin onder anderen te zien in de legendarische galerie De Mangelgang. Hij profiteerde volop van het optimistische kunstklimaat in de jaren ‘60 en ‘70 tot hij het gevoel kreeg dat hij geleefd werd.
Om afstand te nemen koos hij voor een docentschap op Minerva waar hij ‘s avonds les gaf. Hoewel hij nooit stopte met tekenen en schilderen, dan wordt hij letterlijk ziek, exposeerde De Bruin nog sporadisch. En volgens hem verklaart de kunstwereld kunstenaars die een tijd niet aan de weg timmeren al snel een beetje dood. Ook De Bruin overkwam dat, achteraf gezien bleek zijn zelfgekozen retraite dus niet juist.
Vijf jaar geleden stopte hij met lesgeven en sindsdien is hij autonoom kunstenaar. Na zijn geluk beproefd te hebben in Italië, vestigde De Bruin zich in Groningen. Nu werkt hij rustig in zijn kleine huis in de binnenstad waar ook het Werkmanbeeld is ontstaan.
Na enkele kleine beeldhouwwerkjes was het dan zover. De heimelijke wens van de academiestudent heeft gestalte gekregen in een levensgrote, drie dimensionale interpretatie van Werkmans druksel De weg terug uit 1941.
Als De Bruin aan Werkman denkt, zweeft hem juist die prent voor ogen.
Door middel van een zelf geschreven verhaal, waar hij een boek met 90 tekeningen van maakte over de laatste dagen van Werkmans gevangenschap, probeerde hij zich in te leven in wat de kunstenaar bewoog. Daarna zette hij zich aan een analyse van het door hem bewonderde druksel. De, wat hij noemt, vreemde kluit op het hoofd van de figuur interpreteert hij als verstijfd haar en het werd voor hem het symbool van het moment waarop Werkman zich realiseerde dat hij begonnen was aan zijn laatste weg.
De platte vorm op de achtergrond, waar horizon en voorgrond in elkaar overlopen, doet De Bruin denken aan een symbiose van verleden en toekomst. Bovendien ziet hij er ook een vogel in en herinnert het geheel hem aan de dramatiek in het werk van Edvard Munch.
Als tekenaar ging hij uit van het ‘platte’ plaatje. In zijn tekeningen kan De Bruin door middel van kleur al goed in lagen denken. De wetenschap dat hij verder kan denken dan alleen het platte vlak deed hem besluiten Werk mans figuur in gips te vormen. In een hoek van zijn kamer staat nu het beeld, waarvoor De Bruin zichzelf als model nam, en dat opgebouwd is uit ijzergaas, dat hij om zijn eigen ledematen legde voor de juiste verhoudingen, en gips.
De martiale figuur, uitgedost met stijf rechtop staande haren en wapperende jaspanden, leunt op een wandelstok. Op de uitgestoken linkerarm is een vogel neergestreken. Het verstrijken der jaren sinds de dood van Werkman verbeeldt De Bruin door middel van 50 vogels die de figuur omringen. Vijf daarvan zitten op wandelstokken, zij verzinnebeelden de vijf oorlogsjaren.
Jan de Bruin beschilderde de onderdelen van zijn object met verschillende kleuren bruin: het symbool voor de veengrond waar Werkman de dood vond.
Voor de tekenaar De Bruin was het maken van een ruimtelijke installatie het overstijgen van de beperking die zijn discipline met zich meebrengt. Hij beseft, dat hij aan zijn kunstenaarschap, via Werkmans weg terug, een dimensie heeft kunnen toevoegen. En alsof één dimensie niet genoeg was, greep hij ook nog naar de pen en schreef het gedicht:
loden licht (over H.N. Werkman)
de weg is lang en doof.
bedachte herinneringen vullen
de charme van het voorlopige;
nu even niet het zekere, de rust.
ze zeggen dat je het licht ziet
as je sterft,
maar ik zag het altijd al,
dat lichte, loden licht.
mijn zwartgekraaide schorstem
is weggeslagen -
nooit meer volg ik mijn hand.
altijd anderen zullen blijkbaar volgen:
nieuwe kleuren rollen uit.
Dorrit Asselbergs, 1995